In het blad Onderwijsinnovatie van september las ik het artikel Professionaliseren op de werkplek van Rob Martens en Maarten de Laat (artikel komt nog digitaal beschikbaar via de OU). De auteurs pleiten voor een nieuwe manier van professionalisering op de werkplek: informeel-formeel leren. Zelf ben ik zeer geïnteresseerd in de relatie informeel leren en social media. In het artikel worden suggesties gedaan voor tools om het informeel leren (meer) te waarderen.
Van Popta Updates
zondag 18 september 2011
Waarderen van informeel leren
donderdag 8 september 2011
De like-button van kennis
Vanochtend las ik het artikel De like-button van kennis op scienceguide.nl . In het artikel wordt verwezen naar de presentatie van Prof. José van Dijck (UvA) tijdens de jaaropening. Ze geeft in haar verhaal aan dat de principes van sociale media op allerlei plekken in de samenleving invloed hebben. Dit betekent dat we hier ook in het onderwijs niet omheen kunnen.
Ze zegt o.a.:
De like-button komt steeds vaker ook voor buiten de sociale-netwerk-sites. Op internet word je via diverse sites gewezen op de 'meest gelezen artikelen'. In de informatietheorie heet dit het rich-get-richer effect. Wat al veel gelezen is op internet, wordt nog meer bekeken.
Hetzelfde fenomeen zien we ook terug in het (wetenschappelijk) onderwijs.
Ik ben zelf van mening dat we er in het onderwijs voor moeten waken dat we deze kant op gaan. Ik zie echter wel mogelijkheden om de like button een plek te geven in het onderwijs. Maar dan graag minder aan de marketingkant, maar meer didactisch. In het Virtual Action Learning concept leren studenten van elkaar door elkaar feedback te geven op leerproducten. De ervaring uit de praktijk leert dat studenten het waarderen als ze van elkaar zien in hoeverre een mede-student de feedback, die hij heeft gegeven waardeert. Deze subjectieve (en vaak intuïtieve) beoordeling heeft vooral een sociale functie. Studenten leren hierdoor elkaar en de groep beter kennen en dit komt het groepsproces en daarmee het individuele leerproces ten goede. Voor deze laatste conclusie heb ik helaas geen wetenschappelijke bewijzen, maar die komen mogelijk in de toekomst. Wordt vervolgd.
Ze zegt o.a.:
Sinds de opmars van sociale media in het publieke domein worden we dagelijks gestimuleerd om onze gevoelens over van alles en nog wat aan te klikken. Of het nu gaat om boeken, muziek, video's, politici, of popsterren: de like-button is razendsnel de barometer van onze intuïtieve oordelen gewordenZe noemt dit de 'algoritmisering van het gevoel'. Via sociale media worden onze gevoelens meetbaar en deze gevoelens worden vervolgens weer gebruikt om 'onze gevoelige snaar te raken'. Zoals bv. bij bol.com de zin 'liefhebbers van dit artikel bestelden ook:'.
De like-button komt steeds vaker ook voor buiten de sociale-netwerk-sites. Op internet word je via diverse sites gewezen op de 'meest gelezen artikelen'. In de informatietheorie heet dit het rich-get-richer effect. Wat al veel gelezen is op internet, wordt nog meer bekeken.
Hetzelfde fenomeen zien we ook terug in het (wetenschappelijk) onderwijs.
Om te constateren hoezeer de like button in het hoger onderwijs is doorgedrongen, hoeven we maar te kijken naar de werking van GoogleScholar. Steeds meer studenten zoeken literatuur via deze zoekmachine en kijken dan uitsluitend naar de eerste tien resultaten van de Google-hitlijst. GoogleScholar selecteert zijn wetenschappelijke bronnen echter niet op basis van kwaliteit of relevantie, maar op basis van populariteit. De bron die het meest aangeklikt wordt, eindigt hoog in de ranking. De kans is dus reëel dat wat studenten "leuk" of "gemakkelijk" vinden, hoog scoort omdat het vaak aangeklikt wordt.Op eenzelfde manier zien we de 'algoritmisering van het gevoel' terugkomen in de studenttevredenheid. Prof. José van Dijck vreest de dag waarop we na afloop van een statistiekcollege de zaal vragen om al dan niet de like button in te drukken.
Ik ben zelf van mening dat we er in het onderwijs voor moeten waken dat we deze kant op gaan. Ik zie echter wel mogelijkheden om de like button een plek te geven in het onderwijs. Maar dan graag minder aan de marketingkant, maar meer didactisch. In het Virtual Action Learning concept leren studenten van elkaar door elkaar feedback te geven op leerproducten. De ervaring uit de praktijk leert dat studenten het waarderen als ze van elkaar zien in hoeverre een mede-student de feedback, die hij heeft gegeven waardeert. Deze subjectieve (en vaak intuïtieve) beoordeling heeft vooral een sociale functie. Studenten leren hierdoor elkaar en de groep beter kennen en dit komt het groepsproces en daarmee het individuele leerproces ten goede. Voor deze laatste conclusie heb ik helaas geen wetenschappelijke bewijzen, maar die komen mogelijk in de toekomst. Wordt vervolgd.
Waarom docenten sociale media nauwelijks in het onderwijs gebruiken
Vandaag las ik het artikel van Wilfred Rubens over de vraag waarom docenten sociale media nauwelijks in het onderwijs gebruiken. Hij refereert in zijn blog naar een artikel van Paul Bloemen (Social media in het onderwijs: verbinding maken met de leerling én de docent) , die reflecteert op de vraag waarom docenten nog relatief weinig sociale media in het onderwijs gebruiken. De argumenten die door Bloemen en Rubens genoemd worden, herken ik in de praktijk. Ik vraag me echter af of ‘de praktijk’ ze ook herkent.
Ondanks bovenstaande argumenten waarom docenten nauwelijks Sociale Media in het onderwijs gebruiken, zie ik de toekomst positief tegemoet. Zoals Bloemen het formuleert ‘zorg voor verbindingen’. En daar kunnen we de Sociale Media dan weer mooi voor inzetten.
Deze blog is eerder verschenen op de HANictoblog.
- Gebruik van Sociale Media in het onderwijs moet concurreren met (andere) prioriteiten
- ‘Sociale Media’ is een complex koepelbegrip, het doel ervan is vaak niet concreet en een uitwerking van een visie op onderwijs in relatie tot sociale media ontbreekt veelal (bij een ELO zou het duidelijk zijn om welk systeem het gaat, en wat er in hoofdlijnen mee kan)
- Verbinding met de dagelijkse praktijk van docenten wordt onvoldoende gemaakt
- De wijze waarop sociale media leren kunnen ondersteunen, past vaak moeizaam bij de dagelijkse onderwijspraktijk
- Veel docenten hebben nog steeds een onvoldoende beeld van de toegevoegde waarde van technologie voor onderwijs en leren
- De adoptie van elektronische leeromgevingen belemmert de acceptatie van sociale media
Ondanks bovenstaande argumenten waarom docenten nauwelijks Sociale Media in het onderwijs gebruiken, zie ik de toekomst positief tegemoet. Zoals Bloemen het formuleert ‘zorg voor verbindingen’. En daar kunnen we de Sociale Media dan weer mooi voor inzetten.
Deze blog is eerder verschenen op de HANictoblog.
woensdag 17 augustus 2011
Online leren leidt to meer uitval
Vandaag las ik de bijdrage van Wilfred Rubens over Online leren en uitval. De resultaten van het onderzoek waar hij naar verwijst zijn voor veel mensen een open deur. Zeker als je al wat langer werkt met Onderwijs & ICT en Digitale Didactiek, ben je bekend met de nadelen van Online leren. Desondanks heb ik eind vorig jaar een voorbeeld gezien van de East Carolina University (ECU), die met hun keuze voor 100% online, grote stappen vooruit hebben gemaakt.
In september en oktober heb ik een aantal keren geblogd over de ervaringen van de HAN met ECU. De ECU kiest voor 100% online als uitgangspunt. Ze passen wel een blend toe door verschillende vormen van online communicatie aan te bieden. Hun 100% concept is erg populair en trekt veel studenten met name ook uit de directe regio. Wel geven de mensen bij ECU aan dat de onlinebenadering voor studenten geen vanzelfsprekende manier van leren is. 'We moeten onze studenten resocializeren. Het boek als leermiddel zit nog steeds teveel in de mindset van de studenten'.
De grootste verandering vindt echter plaats bij de docenten. Men ziet dat de docenten die ervaring hebben opgedaan met Online Education, hun manier van lesgeven in de klas (face-to-face) veranderen. Hierdoor ontstaat een natuurlijke beweging naar meer blended vormen. De ervaring met Online Education verandert de manier waarop onderwijs gegeven wordt.
Vraag blijft: hoe krijgen we de docent zover? ECU kiest er onder andere voor om niet alle docenten online les te laten geven. Maar ECU geeft ook aan dat online education niet werkt bij reguliere studenten (van 18-24). Daarom worden de jonge studenten zoveel mogelijk ‘ontmoedigd’ om deel te nemen aan online courses. ECU ervaart bij jonge studenten het idee ‘out of sight, out of mind’.
Binnen de HAN zijn we met de ideeen van ECU verder aan de slag gegaan in een instellingsbreed traject HAN Online Education.
In september en oktober heb ik een aantal keren geblogd over de ervaringen van de HAN met ECU. De ECU kiest voor 100% online als uitgangspunt. Ze passen wel een blend toe door verschillende vormen van online communicatie aan te bieden. Hun 100% concept is erg populair en trekt veel studenten met name ook uit de directe regio. Wel geven de mensen bij ECU aan dat de onlinebenadering voor studenten geen vanzelfsprekende manier van leren is. 'We moeten onze studenten resocializeren. Het boek als leermiddel zit nog steeds teveel in de mindset van de studenten'.
De grootste verandering vindt echter plaats bij de docenten. Men ziet dat de docenten die ervaring hebben opgedaan met Online Education, hun manier van lesgeven in de klas (face-to-face) veranderen. Hierdoor ontstaat een natuurlijke beweging naar meer blended vormen. De ervaring met Online Education verandert de manier waarop onderwijs gegeven wordt.
Vraag blijft: hoe krijgen we de docent zover? ECU kiest er onder andere voor om niet alle docenten online les te laten geven. Maar ECU geeft ook aan dat online education niet werkt bij reguliere studenten (van 18-24). Daarom worden de jonge studenten zoveel mogelijk ‘ontmoedigd’ om deel te nemen aan online courses. ECU ervaart bij jonge studenten het idee ‘out of sight, out of mind’.
Binnen de HAN zijn we met de ideeen van ECU verder aan de slag gegaan in een instellingsbreed traject HAN Online Education.
maandag 14 februari 2011
Protest tegen #passendonderwijs
Vandaag heb ik een protestbrief verstuurd aan de tweede kamerleden van Onderwijs. Ik gebruik mijn blog om deze brief ook online te kunnen delen. Wil je ook iets doen tegen deze bezuinigingen, teken dan de petitie.
Geacht lid van de Tweede Kamercommissie Onderwijs,
Ik ben moeder van een dove dochter. Ik vind de enorme bezuinigingsplannen voor cluster 2 onacceptabel. Cluster 2 wordt met een bezuiniging van 22% het hardst getroffen.
Mijn kind heeft begin januari vanuit het speciaal onderwijs (cluster 2) de overstap gemaakt naar regulier onderwijs. Ze kan deze stap maken, omdat ze dankzij het speciaal onderwijs een redelijke spraak- en taalontwikkeling ontwikkeld heeft, maar bovenal zeer intelligent is. Het speciaal onderwijs kan haar geen meerwaarde meer bieden, de stap naar regulier is voor haar verdere ontwikkeling essentieel. Nog essentiëler is dat zij de komende jaren specifieke begeleiding nodig heeft als extra steun in de rug om haar taal- en spraakontwikkeling op een gemiddeld niveau te krijgen, zodat zij de basisschool op een goede manier kan doorlopen. Hiermee heeft zij een goed perspectief op maatschappelijke participatie en het vinden van werk.
Ik vraag u met klem om uw invloed als Tweede Kamerlid aan te wenden om deze bezuinigingsplannen niet door te laten gaan.
Als ik het goed begrijp, dan wil de minister het stelsel van passend onderwijs invoeren gecombineerd met een bezuiniging van 300 miljoen. Deze combinatie begrijp ik niet. U verkoopt bezuinigingen als investeringen. Een paar maatregelen op een rij:
- vergroten groepen in speciaal onderwijs. De kleine groepen in het speciaal onderwijs hebben een reden. Onze dochter is doof geboren en heeft dankzij een intensieve begeleiding vanuit een cluster 2 school, voldoende basis gekregen om de overstap naar regulier te maken. De extra aandacht aan leerlingen op een cluster 2 school is noodzaak, geen luxe. Zij krijgen naast het normale onderwijsprogramma, speciale programma's zoals logopedie en gebarentaal. Alles gericht op het ontwikkelen van spraak en taal, waarmee ze zich in de horende wereld verstaanbaar kunnen maken.
- schrappen in ambulante begeleiding. Onze dochter heeft twee cochleair implantaten en heeft hiermee een voldoende spraak- en taalontwikkeling om zich in het regulier onderwijs staande te houden. Mede doordat zij een intelligent kind is, kon het speciaal onderwijs haar niet voldoende uitdaging meer bieden. De stap naar regulier onderwijs biedt haar de mogelijkheid om zich op alle terreinen ( intellectueel en sociaal emotioneel) verder te ontwikkelen. Deze stap wordt mogelijk gemaakt door de ondersteuning van een ambulant begeleider. Hij vult het bestaande onderwijs voor onze dochter aan waar nodig en ondersteunt ook het docententeam. Het wegvallen van deze ondersteuning zou funest zijn voor de schoolloopbaan en ontwikkeling van onze dochter, simpelweg omdat er niks voor in de plaats komt. Het idee van de minister is om de docent op dit terrein bij te scholen. Mijn vraag is met welke docent hierover gesproken is. Enerzijds heeft deze docent geen ruimte om hier extra tijd aan te besteden. Anderzijds onderschat u het vak van de ambulant begeleider. In onze ervaring zijn dit geweldige mensen met veel ervaring, die geweldig en onmisbaar werk verrichten. In uw betoog geeft u aan dat docenten (en ouders) geen zicht hebben op de besteding van de gelden uit de rugzak. Ik heb zelden zo'n transparant traject meegemaakt. Wij weten tot op de euro waar deze aan besteed wordt.
Tot slot. Naast de twee genoemde maatregelen, stoor ik me denk ik nog het meest aan het gebrek aan visie in het beleid. Het feit dat kinderen die vanwege hun handicap eigenlijk zouden passen op het speciaal onderwijs, maar omdat ze zich goed ontwikkelen en ook intellectueel uitgedaagd wilen worden naar het regulier onderwijs doorstromen en hiermee op termijn ook toegang zullen hebben tot regulier middelbaar en hoger onderwijs, is toch iets wat gestimuleerd moet worden ? Deze kinderen blijven weg van regelingen als wahjong en zullen op termijn dankzij het onderwijs en ondanks hun handicap, zonder hulp van en in de samenleving kunnen functioneren. Uit de cijfers blijkt dat het aantal leerlingen in het speciaal basisonderwijs sinds 2003 is afgenomen. Het beleid heeft dus gewerkt. Als dank vallen er straks ontslagen in het speciaal onderwijs, worden de groepen in het speciaal onderwijs groter (waarmee de kans op goede begeleiding en dus evt. doortstroom naar regulier verkleind wordt) en vervalt de ambulante begeleiding, waardoor u de kinderen die de overstap wel kunnen maken, nog een keer treft.
Wij hopen dat het nieuwe beleid en de bezuinigingen geen doorgang hebben. Ik moet er eerlijk gezegd niet aan denken om onze dochter te moeten vertellen dat ze alsnog terug in de taxi moet om dagelijks 1,5 uur heen en terug naar de cluster 2 school te moeten, waar ze zich zal gaan vervelen en haar talenten niet tot bloei zullen komen. Ook mist ze dan alsnog de aansluiting met het sociale netwerk in de buurt en haar vriendjes en vriendinnetjes.
Met groet,
Esther Weijers - van Popta, Nijmegen
Geacht lid van de Tweede Kamercommissie Onderwijs,
Ik ben moeder van een dove dochter. Ik vind de enorme bezuinigingsplannen voor cluster 2 onacceptabel. Cluster 2 wordt met een bezuiniging van 22% het hardst getroffen.
Mijn kind heeft begin januari vanuit het speciaal onderwijs (cluster 2) de overstap gemaakt naar regulier onderwijs. Ze kan deze stap maken, omdat ze dankzij het speciaal onderwijs een redelijke spraak- en taalontwikkeling ontwikkeld heeft, maar bovenal zeer intelligent is. Het speciaal onderwijs kan haar geen meerwaarde meer bieden, de stap naar regulier is voor haar verdere ontwikkeling essentieel. Nog essentiëler is dat zij de komende jaren specifieke begeleiding nodig heeft als extra steun in de rug om haar taal- en spraakontwikkeling op een gemiddeld niveau te krijgen, zodat zij de basisschool op een goede manier kan doorlopen. Hiermee heeft zij een goed perspectief op maatschappelijke participatie en het vinden van werk.
Ik vraag u met klem om uw invloed als Tweede Kamerlid aan te wenden om deze bezuinigingsplannen niet door te laten gaan.
Als ik het goed begrijp, dan wil de minister het stelsel van passend onderwijs invoeren gecombineerd met een bezuiniging van 300 miljoen. Deze combinatie begrijp ik niet. U verkoopt bezuinigingen als investeringen. Een paar maatregelen op een rij:
- vergroten groepen in speciaal onderwijs. De kleine groepen in het speciaal onderwijs hebben een reden. Onze dochter is doof geboren en heeft dankzij een intensieve begeleiding vanuit een cluster 2 school, voldoende basis gekregen om de overstap naar regulier te maken. De extra aandacht aan leerlingen op een cluster 2 school is noodzaak, geen luxe. Zij krijgen naast het normale onderwijsprogramma, speciale programma's zoals logopedie en gebarentaal. Alles gericht op het ontwikkelen van spraak en taal, waarmee ze zich in de horende wereld verstaanbaar kunnen maken.
- schrappen in ambulante begeleiding. Onze dochter heeft twee cochleair implantaten en heeft hiermee een voldoende spraak- en taalontwikkeling om zich in het regulier onderwijs staande te houden. Mede doordat zij een intelligent kind is, kon het speciaal onderwijs haar niet voldoende uitdaging meer bieden. De stap naar regulier onderwijs biedt haar de mogelijkheid om zich op alle terreinen ( intellectueel en sociaal emotioneel) verder te ontwikkelen. Deze stap wordt mogelijk gemaakt door de ondersteuning van een ambulant begeleider. Hij vult het bestaande onderwijs voor onze dochter aan waar nodig en ondersteunt ook het docententeam. Het wegvallen van deze ondersteuning zou funest zijn voor de schoolloopbaan en ontwikkeling van onze dochter, simpelweg omdat er niks voor in de plaats komt. Het idee van de minister is om de docent op dit terrein bij te scholen. Mijn vraag is met welke docent hierover gesproken is. Enerzijds heeft deze docent geen ruimte om hier extra tijd aan te besteden. Anderzijds onderschat u het vak van de ambulant begeleider. In onze ervaring zijn dit geweldige mensen met veel ervaring, die geweldig en onmisbaar werk verrichten. In uw betoog geeft u aan dat docenten (en ouders) geen zicht hebben op de besteding van de gelden uit de rugzak. Ik heb zelden zo'n transparant traject meegemaakt. Wij weten tot op de euro waar deze aan besteed wordt.
Tot slot. Naast de twee genoemde maatregelen, stoor ik me denk ik nog het meest aan het gebrek aan visie in het beleid. Het feit dat kinderen die vanwege hun handicap eigenlijk zouden passen op het speciaal onderwijs, maar omdat ze zich goed ontwikkelen en ook intellectueel uitgedaagd wilen worden naar het regulier onderwijs doorstromen en hiermee op termijn ook toegang zullen hebben tot regulier middelbaar en hoger onderwijs, is toch iets wat gestimuleerd moet worden ? Deze kinderen blijven weg van regelingen als wahjong en zullen op termijn dankzij het onderwijs en ondanks hun handicap, zonder hulp van en in de samenleving kunnen functioneren. Uit de cijfers blijkt dat het aantal leerlingen in het speciaal basisonderwijs sinds 2003 is afgenomen. Het beleid heeft dus gewerkt. Als dank vallen er straks ontslagen in het speciaal onderwijs, worden de groepen in het speciaal onderwijs groter (waarmee de kans op goede begeleiding en dus evt. doortstroom naar regulier verkleind wordt) en vervalt de ambulante begeleiding, waardoor u de kinderen die de overstap wel kunnen maken, nog een keer treft.
Wij hopen dat het nieuwe beleid en de bezuinigingen geen doorgang hebben. Ik moet er eerlijk gezegd niet aan denken om onze dochter te moeten vertellen dat ze alsnog terug in de taxi moet om dagelijks 1,5 uur heen en terug naar de cluster 2 school te moeten, waar ze zich zal gaan vervelen en haar talenten niet tot bloei zullen komen. Ook mist ze dan alsnog de aansluiting met het sociale netwerk in de buurt en haar vriendjes en vriendinnetjes.
Met groet,
Esther Weijers - van Popta, Nijmegen
maandag 18 oktober 2010
Homegrown, Silo's and Open Education
Vorige week zijn we naar de jaarlijkse Educause-conferentie in Anaheim geweest. Surf organiseert jaarlijks een Edutrip voor medewerkers van universiteiten en hogescholen in Nederland. De groep bestond dit keer uit 34 personen. Van het congres is verslag gedaan via een wiki. Deze wordt de komende week verder gevuld met verslagen van de sessies. In deze blog geef ik mijn eerste indruk van het congres weer.
Het managen van verwachtingen
Voor mij was het bezoek aan Educause niet de eerste keer. Hierdoor had ik mijn verwachtingen van te voren al bijgesteld. Het congres gaat namelijk niet over digitale didactiek, maar kent een sterk technische insteek. De truc is dus om uit het grote aanbod aan sessies, die sessies te kiezen die aansluiten bij je eigen vragen. En dat is best een uitdaging. Want je moet het doen met een mooie titel en dito beschrijving en die dekken niet altijd de lading. Over het geheel gezien was ik op een aantal missers en teleurstelling na tevreden met mijn keuzes en heb ik veel nieuwe inzichten opgedaan.
Homegrown and Silo's
Twee woorden die in veel van de sessies terugkwamen, waren: 'Homegrown' en 'Silo's'. De eerste slaat op zelfgebouwde systemen. Daar hebben ze er op de amerikaanse universiteiten blijkbaar ook een handje van. De focus van veel ontwikkelingen gaat daarom logischerwijs uit naar meer open source systemen. Een mooi voorbeeld daarvan is de ontwikkelingen rond een open source systeem om weblectures vast te leggen en te distribueren: Matterhorn; sessie Opencast. Surfnet onderzoekt deze technologie.
De Silo's slaan op alle zaken die te maken hebben met afdelingen of systemen die naast elkaar functioneren, maar niet met elkaar praten. Ik had bewust niet voor sessies gekozen met CIO's als doelgroep, want daarin is dit onderwerp heel actueel. Maar toch sloop het begrip ook bij andere sessies op de slides van de presentatoren. Het probleem speelt met name als een bedrijf organisatiebrede software wil implementeren.
Open Education
Veel sessies werden georganiseerd rond het vastleggen van weblectures en het werken met open source software. Ook de inzet van bestaande sociale media, zoals Facebook, stond op de agenda van veel sprekers. De grote vraag die we ons hierbij moeten stellen is of we kiezen voor Open Education. Stellen we net als MIT ons cursusmateriaal beschikbaar aan de wereld en zo ja, met welk doel? Een interessante Keynote vond ik het verhaal van Neil Gershenfeld van MIT. Hij is de man achter de beroemde FabLabs (tijdens het congres kwam ik er achter dat de HAN ook een FabLab heeft in Arnhem). Neil heeft een artikel geschreven met als titel: is MIT obsolote? Hij gaat hier in op de reden waarom hij ooit naar MIT is gekomen (State-of-the-art research infrastructure, large library collections, and world-class faculty) en wat er gebeurt als deze 'bronnen' niet meer schaars zijn en dat is in zijn ogen steeds meer het geval:
"That’s increasingly the case. The Internet has already enabled distance learning, providing video links to classrooms and remote access to online content (such as MIT’s OpenCourseWare). By digitizing not just the communication of ideas but also the fabrication of things, the campus can now effectively come to the student".
En betekent dit dan dat de MIT's van deze wereld overbodig worden? Gershenfeld sluit zijn artikel af met de volgende tekst:
"The MITs of the world are far from obsolete, but instead of draining brains away from where they are most needed, these institutions can now share not just their knowledge but also their tools, by providing the means to create them. Rather than advanced technological development and education being elite activities bounded by scarce space in classrooms and labs, they can become much more widely accessible and locally integrated, limited only by the most renewable of raw materials: ideas".
Het verhaal van Gershenfeld pleit voor meer Open Education. In mijn ogen is dit de grootste uitdaging die we als onderwijsinstelling in de komende jaren organisatorisch, technisch en didactisch moeten oppakken. In een interessante sessie over weblectures, betoogde de spreker Joshua Kim, dat 'lecture capture is the best tool to support open education'. Het ziet er naar uit dat we hier binnen de HAN binnenkort een start mee gaan maken.
Het managen van verwachtingen
Voor mij was het bezoek aan Educause niet de eerste keer. Hierdoor had ik mijn verwachtingen van te voren al bijgesteld. Het congres gaat namelijk niet over digitale didactiek, maar kent een sterk technische insteek. De truc is dus om uit het grote aanbod aan sessies, die sessies te kiezen die aansluiten bij je eigen vragen. En dat is best een uitdaging. Want je moet het doen met een mooie titel en dito beschrijving en die dekken niet altijd de lading. Over het geheel gezien was ik op een aantal missers en teleurstelling na tevreden met mijn keuzes en heb ik veel nieuwe inzichten opgedaan.
Homegrown and Silo's
Twee woorden die in veel van de sessies terugkwamen, waren: 'Homegrown' en 'Silo's'. De eerste slaat op zelfgebouwde systemen. Daar hebben ze er op de amerikaanse universiteiten blijkbaar ook een handje van. De focus van veel ontwikkelingen gaat daarom logischerwijs uit naar meer open source systemen. Een mooi voorbeeld daarvan is de ontwikkelingen rond een open source systeem om weblectures vast te leggen en te distribueren: Matterhorn; sessie Opencast. Surfnet onderzoekt deze technologie.
De Silo's slaan op alle zaken die te maken hebben met afdelingen of systemen die naast elkaar functioneren, maar niet met elkaar praten. Ik had bewust niet voor sessies gekozen met CIO's als doelgroep, want daarin is dit onderwerp heel actueel. Maar toch sloop het begrip ook bij andere sessies op de slides van de presentatoren. Het probleem speelt met name als een bedrijf organisatiebrede software wil implementeren.
Open Education
Veel sessies werden georganiseerd rond het vastleggen van weblectures en het werken met open source software. Ook de inzet van bestaande sociale media, zoals Facebook, stond op de agenda van veel sprekers. De grote vraag die we ons hierbij moeten stellen is of we kiezen voor Open Education. Stellen we net als MIT ons cursusmateriaal beschikbaar aan de wereld en zo ja, met welk doel? Een interessante Keynote vond ik het verhaal van Neil Gershenfeld van MIT. Hij is de man achter de beroemde FabLabs (tijdens het congres kwam ik er achter dat de HAN ook een FabLab heeft in Arnhem). Neil heeft een artikel geschreven met als titel: is MIT obsolote? Hij gaat hier in op de reden waarom hij ooit naar MIT is gekomen (State-of-the-art research infrastructure, large library collections, and world-class faculty) en wat er gebeurt als deze 'bronnen' niet meer schaars zijn en dat is in zijn ogen steeds meer het geval:
"That’s increasingly the case. The Internet has already enabled distance learning, providing video links to classrooms and remote access to online content (such as MIT’s OpenCourseWare). By digitizing not just the communication of ideas but also the fabrication of things, the campus can now effectively come to the student".
En betekent dit dan dat de MIT's van deze wereld overbodig worden? Gershenfeld sluit zijn artikel af met de volgende tekst:
"The MITs of the world are far from obsolete, but instead of draining brains away from where they are most needed, these institutions can now share not just their knowledge but also their tools, by providing the means to create them. Rather than advanced technological development and education being elite activities bounded by scarce space in classrooms and labs, they can become much more widely accessible and locally integrated, limited only by the most renewable of raw materials: ideas".
Het verhaal van Gershenfeld pleit voor meer Open Education. In mijn ogen is dit de grootste uitdaging die we als onderwijsinstelling in de komende jaren organisatorisch, technisch en didactisch moeten oppakken. In een interessante sessie over weblectures, betoogde de spreker Joshua Kim, dat 'lecture capture is the best tool to support open education'. Het ziet er naar uit dat we hier binnen de HAN binnenkort een start mee gaan maken.
woensdag 21 juli 2010
Verrijkte publicaties
Nu ik zelf op het punt sta om te starten met mijn promotieonderzoek, raak ik meer geinteresseerd in de relatie tussen ICT en Onderzoek. In het HBO krijgt Onderzoek een steeds belangrijkere rol, dus het wordt tijd dat we ook nadenken over wat ICT hierin zou kunnen betekenen. Ook vertegenwoordig ik sinds twee maanden de HAN als contactpersoon in het platform ICT en Onderzoek van Surf.
Het terrein van ICT en Onderzoek is voor mij nog relatief onbekend. 1 van de ontwikkelingen die me aanspreekt is die van de 'verrijkte publicatie'. Deze ontwikkeling is een typisch voorbeeld van toegevoegde waarde van ICT. Door het gebruik van ICT is het mogelijk om een verrijkte publicatie te maken.
Wat is een verrijkte publicatie?
Een verrijkte publicatie bestaat uit een publicatie, meestal in de vorm van tekst, verrijkt met extra materialen. Een publicatie kan een artikel in een tijdschrift, een proefschrift, rapport, notitie of een hoofdstuk uit een boek zijn. Voorwaarde is dat het over (wetenschappelijk) onderzoek gaat en een interpretatie of analyse bevat van primaire data of een afgeleide daarvan. Het begeleidende materiaal kan bijvoorbeeld bestaan uit onderzoeksdata, beeldmateriaal ter illustratie, metadatasets en post-publicatie data zoals commentaren en ranking gegevens. Door de veranderende post-publicatie data is het mogelijk dat een verrijkte publicatie zich blijft doorontwikkelen in de tijd. Bron: Surffoundation..
Naast een flyer heeft SURF een serie korte films gemaakt over Verrijkte Publicaties. In de films wordt duidelijk gemaakt wat Verrijkte Publicaties zijn en welke meerwaarde deze nieuwe techniek biedt voor onderzoekers. De films zijn gebaseerd op de ervaringen die zijn opgedaan in vijf innovatieprojecten van SURFfoundation, uitgevoerd binnen het SURFshare-programma in 2009.
De focus van deze ontwikkelingen ligt nog veel op het WO. Het zou interessant zijn om te verkennen wat de mogelijkheden voor het HBO zijn.
Een andere interessante ontwikkeling op het gebied van Onderzoek & ICT zijn de zogenaamde collaboraties. Een collaboratory is een elektronisch, webgebaseerd samenwerkingsverband waarmee onderzoekers vanuit verschillende instellingen en locaties kunnen samenwerken en elkaars kennis en faciliteiten delen. Op die manier kan (inter)nationaal onderzoek worden verrijkt en versneld.
Dit klinkt mij niet zo spannend in de oren, maar het lijkt me zeker de moeite waard om te verkennen hoe anders de wensen van onderzoekers zijn ten opzichte van die van docenten. In een volgende blogbijdrage ga ik hier verder op in.
Abonneren op:
Posts (Atom)